Op 21 november 1850 verzocht hij aan Gedeputeerde Staten om in het gebouw “Arbeid en Uitspanning” aan de Maljapekade onder Sloten (wijk 5 nr. 410) “eene Rozijn Bierbrouwerij en Fabriek van Rozijn wijn op te richten”. In het rekest geeft hij aan dat hij daartoe nodig heeft een kuip van ongeveer 3 tot 4000 Nederlandse kan, een ketel van ongeveer 3 tot 400 kan, en een handmolen. De grondstof voor zijn fabricaat zal rozijn zijn. Het rekest werd in handen gesteld van het gemeentebestuur, dat contact opnam met de buurman van het perceel, de heer F. Heijdt, die verklaarde tegen de komst van het bedrijf geen bezwaar te hebben. Ook werd het gebouw nader onderzocht, en men kwam tot de conclusie dat het geschikt was om een dergelijke onderneming in onder te brengen. Het bleek dat er al een handmolen aanwezig was.
In de vergadering van 19 december 1850 was dit alles onderwerp van overleg. Gedeputeerde Staten verklaarden op zich geen bezwaar te hebben tegen de stichting van het bedrijf. Maar wel onder de voorwaarde dat door de verzoeker vooraf ook nog vergunning zou worden gevraag bij de Minister van Financiën, in verband met de voorschriften voor de belastingen op het “binnenlandsch Gedistilleerd”. Hoewel Van Bredael spreekt van een “bierbrouwerij” had hij blijkbaar een ander eindproduct op het oog. Azijn, of wellicht nog iets anders? Het is mij onduidelijk.
Bronnen:
Provinciaal bestuur van Noord-Holland 1814-1850, inv.nr. 4074 (19 december 1850, nr. 20).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten