Met enige
regelmaat word ik geconfronteerd met de vaststelling dat gedurende de zomer
vroeger geen bier gebrouwen werd. In een aantal gevallen zal dit zeker correct
zijn, vermoedelijk veelal op het platteland, waar brouwnijverheid soms als een
bijkomende activiteit bij een boerderij werd uitgeoefend. Maar bij industriële
bedrijven is de situatie waarschijnlijk anders geweest.
Dat is zeker het geval geweest in de stad Haarlem.
In de archieven van het Haarlemse stadsbestuur en dat van het Brouwersgilde,
bevinden zich over een lange periode redelijk gedetailleerde productiecijfers
van de brouwerijen in de stad. Deze cijfers werden verzameld om een goede
inning van de belasting op het brouwen van bier mogelijk te maken. Hoewel niet
alle jaren aanwezig zijn, beschikken we op deze manier over cijfers die
beginnen in de zestiende eeuw, en doorlopen tot het einde van de achttiende
eeuw. Rond die tijd verdween de brouwnijverheid nagenoeg geheel uit Haarlem, in
1811 was alleen brouwerij ’t Scheepje aan de Houtmarkt nog in bedrijf. Van deze
brouwerij is over een iets langere periode een schatting van de productie te
maken, omdat delen van het archief van dit bedrijf uit de eerste helft van de
negentiende eeuw bewaard zijn gebleven. Helaas zijn van de drie andere
negentiende eeuwse bedrijven geen archieven bewaard gebleven, dus een betrouwbare
schatting van het belang van de Haarlemse bierproductie uit de negentiende eeuw
is niet te geven.
Nog lang niet alle cijfers van de productie van de
Haarlemse brouwerijen zijn bewerkt, maar van een aantal jaren heb ik de
maandelijkse cijfers wel beschikbaar. Hieronder volgen de cijfers over een
zestal jaren, die mijns inziens voldoende aantonen dat de Haarlemse
bierproductie het gehele jaar door ging. De getallen geven het aantal brouten
aan dat in de betreffende periode werd geregistreerd.
|
jan
|
feb
|
mrt
|
apr
|
mei
|
juni
|
juli
|
aug
|
sept
|
okt
|
nov
|
dec
|
1574
|
91
|
61
|
84
|
53
|
65
|
100
|
72
|
70
|
54
|
71
|
64
|
69
|
1575
|
45
|
57
|
55
|
46
|
60
|
57
|
52
|
50
|
38
|
34
|
33
|
26
|
1576
|
27
|
29
|
30
|
27
|
28
|
35
|
31
|
33
|
35
|
32
|
33
|
26
|
1577
|
26
|
21
|
49
|
45
|
50
|
54
|
64
|
71
|
68
|
96
|
66
|
61
|
1578
|
51
|
54
|
62
|
52
|
61
|
66
|
69
|
74
|
85
|
88
|
95
|
89
|
1579
|
46
|
51
|
92
|
59
|
68
|
74
|
78
|
91
|
91
|
111
|
129
|
68
|
totaal
|
286
|
373
|
372
|
382
|
332
|
386
|
366
|
389
|
371
|
452
|
420
|
339
|
Bekijken we de totaalcijfers over de gehele periode,
dan is hieruit niet af te leiden dat gedurende de zomerperiode de
brouwnijverheid substantieel lager lag dan in de winterperiode. De cijfers zijn
ontleend aan de rekeningen van het brouwgeld, die als bijlagen bij de
rekeningen van de stad Haarlem werden opgenomen (Stadsarchief Haarlem vanaf
1573, inv.nrs. 1629-1634). Voor de stad Haarlem was deze periode een zeer
moeilijke. Van december 1572 tot juli 1573 duurde het beleg door de Spanjaarden
onder commando van Don Fadrique, de zoon van de in Nederland beruchte Hertog
van Alva. Dit beleg bracht het openbare leven in de stad, inclusief de
brouwnijverheid tot een volkomen stilstand. Dat is vermoedelijk de reden waarom
over 1573 geen stadsrekening gemaakt is. Toen de stad nog maar net voorzichtig
aan het herstel van de tijdens het beleg geleden schade begonnen was, werd ze
in 1576 getroffen door een grote stadsbrand, die een groot deel van de stad in
de as legde. Vandaar de betrekkelijk bescheiden productiecijfers in de jaren
1574-1579. Pas na 1600 herstelde de Haarlemse brouwnijverheid zich voldoende om
Haarlem weer enige glorie als productiecentrum van bier te geven. Deze opleving
hield aan tot de jaren zestig van de zeventiende eeuw, om vervolgens steeds
verder af te nemen, zoals hierboven al is aangegeven.
In de bovengenoemde jaren was het aantal
producerende brouwers in een enkel jaar nogal verschillend, wat deels aan de
gevolgen van de stadsbrand zal hebben gelegen. Achtereenvolgens waren in de
genoemde jaren de volgende aantallen brouwers werkzaam. 1574 (15); 1575 (11);
1576 (7); 1577 (10); 1578 (10); 1579 (11). Ter vergelijking het aantal brouwers
dat in Haarlem werkzaam was gedurende het jaar 1659 bedroeg 49. In de administratie
van dat jaar werden overigens 51 brouwerijen genoteerd, maar van de brouwerijen
van de Ruijt en de Harp werd genoteerd dat deze gedurende dat jaar geen
productie hadden. In het volgende jaar komen zij dan ook niet voor, een
verschijnsel dat zich zoals aangegeven gedurende de jaren daarop steeds vaker
zou voordoen. Ook over het jaar 1659 heb ik de productiecijfers beschikbaar
(Brouwersgilde Haarlem, inv.nr. 37).
|
jan
|
feb
|
mrt
|
apr
|
mei
|
juni
|
juli
|
aug
|
sept
|
okt
|
nov
|
dec
|
1659
|
302
|
216
|
319
|
387
|
432
|
490
|
353
|
442
|
367
|
345
|
468
|
403
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten