donderdag 27 juni 2013

’t Is zomer, en nee dan brouwen we niet…

Met enige regelmaat word ik geconfronteerd met de vaststelling dat gedurende de zomer vroeger geen bier gebrouwen werd. In een aantal gevallen zal dit zeker correct zijn, vermoedelijk veelal op het platteland, waar brouwnijverheid soms als een bijkomende activiteit bij een boerderij werd uitgeoefend. Maar bij industriële bedrijven is de situatie waarschijnlijk anders geweest.

Dat is zeker het geval geweest in de stad Haarlem. In de archieven van het Haarlemse stadsbestuur en dat van het Brouwersgilde, bevinden zich over een lange periode redelijk gedetailleerde productiecijfers van de brouwerijen in de stad. Deze cijfers werden verzameld om een goede inning van de belasting op het brouwen van bier mogelijk te maken. Hoewel niet alle jaren aanwezig zijn, beschikken we op deze manier over cijfers die beginnen in de zestiende eeuw, en doorlopen tot het einde van de achttiende eeuw. Rond die tijd verdween de brouwnijverheid nagenoeg geheel uit Haarlem, in 1811 was alleen brouwerij ’t Scheepje aan de Houtmarkt nog in bedrijf. Van deze brouwerij is over een iets langere periode een schatting van de productie te maken, omdat delen van het archief van dit bedrijf uit de eerste helft van de negentiende eeuw bewaard zijn gebleven. Helaas zijn van de drie andere negentiende eeuwse bedrijven geen archieven bewaard gebleven, dus een betrouwbare schatting van het belang van de Haarlemse bierproductie uit de negentiende eeuw is niet te geven.

Nog lang niet alle cijfers van de productie van de Haarlemse brouwerijen zijn bewerkt, maar van een aantal jaren heb ik de maandelijkse cijfers wel beschikbaar. Hieronder volgen de cijfers over een zestal jaren, die mijns inziens voldoende aantonen dat de Haarlemse bierproductie het gehele jaar door ging. De getallen geven het aantal brouten aan dat in de betreffende periode werd geregistreerd.


jan
feb
mrt
apr
mei
juni
juli
aug
sept
okt
nov
dec
1574
91
61
84
53
65
100
72
70
54
71
64
69
1575
45
57
55
46
60
57
52
50
38
34
33
26
1576
27
29
30
27
28
35
31
33
35
32
33
26
1577
26
21
49
45
50
54
64
71
68
96
66
61
1578
51
54
62
52
61
66
69
74
85
88
95
89
1579
46
51
92
59
68
74
78
91
91
111
129
68
totaal
286
373
372
382
332
386
366
389
371
452
420
339

Bekijken we de totaalcijfers over de gehele periode, dan is hieruit niet af te leiden dat gedurende de zomerperiode de brouwnijverheid substantieel lager lag dan in de winterperiode. De cijfers zijn ontleend aan de rekeningen van het brouwgeld, die als bijlagen bij de rekeningen van de stad Haarlem werden opgenomen (Stadsarchief Haarlem vanaf 1573, inv.nrs. 1629-1634). Voor de stad Haarlem was deze periode een zeer moeilijke. Van december 1572 tot juli 1573 duurde het beleg door de Spanjaarden onder commando van Don Fadrique, de zoon van de in Nederland beruchte Hertog van Alva. Dit beleg bracht het openbare leven in de stad, inclusief de brouwnijverheid tot een volkomen stilstand. Dat is vermoedelijk de reden waarom over 1573 geen stadsrekening gemaakt is. Toen de stad nog maar net voorzichtig aan het herstel van de tijdens het beleg geleden schade begonnen was, werd ze in 1576 getroffen door een grote stadsbrand, die een groot deel van de stad in de as legde. Vandaar de betrekkelijk bescheiden productiecijfers in de jaren 1574-1579. Pas na 1600 herstelde de Haarlemse brouwnijverheid zich voldoende om Haarlem weer enige glorie als productiecentrum van bier te geven. Deze opleving hield aan tot de jaren zestig van de zeventiende eeuw, om vervolgens steeds verder af te nemen, zoals hierboven al is aangegeven.

In de bovengenoemde jaren was het aantal producerende brouwers in een enkel jaar nogal verschillend, wat deels aan de gevolgen van de stadsbrand zal hebben gelegen. Achtereenvolgens waren in de genoemde jaren de volgende aantallen brouwers werkzaam. 1574 (15); 1575 (11); 1576 (7); 1577 (10); 1578 (10); 1579 (11). Ter vergelijking het aantal brouwers dat in Haarlem werkzaam was gedurende het jaar 1659 bedroeg 49. In de administratie van dat jaar werden overigens 51 brouwerijen genoteerd, maar van de brouwerijen van de Ruijt en de Harp werd genoteerd dat deze gedurende dat jaar geen productie hadden. In het volgende jaar komen zij dan ook niet voor, een verschijnsel dat zich zoals aangegeven gedurende de jaren daarop steeds vaker zou voordoen. Ook over het jaar 1659 heb ik de productiecijfers beschikbaar (Brouwersgilde Haarlem, inv.nr. 37).


jan
feb
mrt
apr
mei
juni
juli
aug
sept
okt
nov
dec
1659
302
216
319
387
432
490
353
442
367
345
468
403

De cijfers van 1659 geven een gelijk beeld als die uit de eerder genoemde periode, gedurende het gehele jaar werd bier geproduceerd. Hoewel nog niet bewerkt en daarom hier ook niet getoond, geven de cijfers van andere jaren een zelfde beeld. Een en ander toont aan dat de brouwnijverheid van plaats tot plaats en van regio tot regio, van tijd tot tijd kon verschillen. Er zal in het onderzoek naar de brouwnijverheid verschil gemaakt moeten worden tussen productie voor een lokale markt, waarbij het brouwen voor de brouwers vermoedelijk een nevenactiviteit is geweest, en de industriële brouwnijverheid, die ook zeker voor het ontstaan van de grote brouwerijen in het laatste kwart van de negentiende eeuw al bestaan heeft.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten